Verschenen in de Volkskrant, september 2014
In plaats van in gepaste zondagsrust de berg kranten te bedwingen (of liever nog: me onder te dompelen in een volstrekt overbodige Netflix-televisieserie), nam ik de trein naar Heemstede-Aerdenhout.
Ooit woonden mijn gezin en ik vlak bij deze lommerrijke rijkeluiscontreien. In Zandvoort waar een bepaald slag Amsterdammers domicilie heeft. In de hoop dat mijn zoontjes, met een feilloze neus voor vriendjes met een slechte invloed, elkaar niet voor klautsak of teringlaier uit zouden schelden, maar voor rekel of plaaggeest, had ik ze in Aerdenhout op school gedaan. Nu riepen ze klootzak met een nette O.
In één moeite door raakte ik bevriend met keurige families. Ook met minder keurige, want zoals vroeger op iedere school in iedere klas altijd wel een aantal gelijkgestemden bleek te zitten en ik later op boarding school in Sevenoaks een warm contact had met Olga Lucia de Saldarriagas uit Chili en Beritt Berglund uit Stockholm, zo wonen overal ter wereld geestverwanten.
Ook aan Aerdenhout dank ik een aantal dierbare vriendinnen. Ik ben er zelfs lid van een club geweest: de Soroptimisten, de vrouwelijke tegenhanger van de Rotary.
Beide serviceclubs organiseerden die zondag een picknickconcert ten bate van muziekinstrumenten voor ontluikende talentjes. Op Landgoed Berkenrode, eens het onderkomen van de familie van Eeghen, nu culturele ontmoetingsplaats.
Iedereen was er en herkende elkaar met uitgespreide armen. Zelden zag ik –in het meedogenloze zonlicht- opgetogener gezichten, de een met meer rimpels dan de ander, de ander met minder hoofdbegroeiing dan de een, maar bijna alle offwhite-gebroekte dames waren blond, en de meeste in frisse vrijetijdsplunje gestoken heren grijs, kalend of allebei. Een enkele droeg een ludieke pet. Hier bleef het gissen wat er onder zat.
Als boven dit gazon een Japanse, Chinese of Koreaanse helicopter had gecirkeld, dan hadden de inzittenden hun vooroordeel prachtig bevestigd kunnen zien: Wat lijken die rondogigen toch sprekend op elkaar!
Een welkomst-roseetje in de hand- sommige durfallen een hele fles- bezette het gezelschap ginnegappend de genereus geplaceerde klapstoelen. Op de voorgalerij van het buiten prijkten instrumenten die je in deze combinatie niet iedere dag hoort: een harp en een marimba. Maar de bespelers zelf bleken absoluut niet ‘étonnés…’ . En ook zangeres Nora Fischer liet zich niet van de wijs brengen door de ongebruikelijke begeleiding. Moeiteloos zong ze uiteenlopend en hoogstaand repertoire: van Debussy tot Kurt Weill tot Louis Andriessen. Met als toegift, dankzij het mooie weer, een soepel Summertime. Het leven leek gemakkelijker dan ooit.
Over soepele zang gesproken, (mijn excuses voor dit gemakzuchtige bruggetje) : even later zat ik in mijn oneindige expansiedrift in het Bloemendaalse openluchttheater voor een semi-scènistisch Cosi Fan Tutte. Ook hier werd veel gegroet. Verspreid over het amfitheater bevond zich nagenoeg de hele vrolijke mejspoge van die middag, nu met vesten aan en op kussentjes. Dat het libretto een vrouwonvriendelijke strekking heeft, mocht de pret niet drukken. En zeker niet die van Laura Marcus, directrice van het openluchttheater, in haar ongedwongen inleiding voor een uitverkochte tribune.
Tijdens de ouverture boog ik me over naar mijn buurman: ‘Wel veel bejaarden, hè, ook in het orkest.’
Zijn antwoord bood uitsluitsel: ‘Het heet toch ook het orkest van de achttiende eeuw!’
Maar de instrumenten tintelden. En even later de stemmen van de jonge zangers: hemels. Dat trof. Want het alomtegenwoordige uitspansel, eerst nog schemerig zichtbaar, allengs ondoorgrondelijker, ontving Mozarts meesterwerk met open armen.
Aan weerskanten van het podium leken de bomen, niet gehinderd door een zuchtje wind, uitgezaagd voor een pop-optheater. Zo was er toch nog een décor, geheimzinnig en sprookjesachtig in de ademloze nacht.
Hier kon geen Netflixserie tegenop.
Comments RSS You can leave a response, or trackback from your own site.