april 2016
Vorige week overleed fotografe Jutka Rona, in de wandeling Joet. Intiemere koosnaampjes laat ik achterwege; voor je het weet ontaardt zo’n In Memoriam in genant gesjijmelemijmel. Al hoort ze mij niet meer, ik haar nog wel. Haar welluidende stem gonst nu al dagen -en nachten- door mijn hoofd. En ook doemt dat sterke, Oosteuropese gezicht op met ironische rozijnenogen: ‘Doe niet zo achterlijk! Zo erg is het niet. Ik ben er gewoon niet meer.’
Joet was mijn beste vriendin. En niet alleen van mij, getuige haar zinnetje boven onze gezamelijke rouwadvertentie: ‘Jullie raken alleen mij maar kwijt; ik jullie allemaal. Dat is veel erger’.
Toch kennen wij, oude en minder oude dames, elkáár nauwelijks. Het enige dat ons bond was onze affectie voor die rots in de branding op de Gabriel Metsustraat. Nu bindt ons alleen nog haar nagedachtenis: herinneringen die op elkaar lijken, maar vaak ook niet. ‘Hou je kop,’ zien we elkaar denken:‘Ik kende haar veel beter!’
Verbeeldden we ons in de week van haar zelfgekozen dood even dat we, saamhorig rouwend, dikke maatjes waren, na de begrafenis gaan we ieder ons weegs. Ja, die dekselse Joet hield ons stuk voor stuk lekker voor zichzelf, zoals ze in alles exclusief was. Zonder haar zijn wij op onszelf aangewezen of op een vervangende vriendin. Maar Jutka is onvervangbaar.
Lang geleden leerde ik haar kennen via haar toenmalige wederhelft Dimitri Frenkel Frank. Doordat hij mijn regisseur was in het televisieprogramma ‘Hadimassa’, werd ik uitgenodigd op een feestje bij hen thuis. Daar stond de gastvrouw in de deuropening, boven me uittorenend op alle fronten, op –toen nog- hoge hakken en in een petite robe noir waaruit stoere schouders en lange armen staken. Zo petite als die jurk, zo groots was mevrouw Rona, een vrouw om tegen op te kijken: o, die jukbeenderen, rode mond, dat artistieke, cosmopolitisch ingerichte huis. Het grote leven! De bekende regisseur en gevierde fotografe hadden nog twee kinderen ook. Olijfkleurig en met stralend witte tandjes.
Dat Jutka, werkende vrouw, dat nageslacht nagenoeg in haar eentje heeft opgevoed was later nóg een van de redenen om tegen haar op te kijken. En dat ben ik onze hele vriendschap blijven doen, ook toen ze de laatste maanden steeds kleiner werd. Niet alleen qua centimeters groeiden we naar elkaar toe, maar ook vielen de paar jaar die we scheelden weg. Hoe langer geestverwant, hoe geringer het leeftijdsverschil. Ik durfde haar zelfs soms tegen te spreken!
Door de jaren heen is er in de familie heel wat getrouwd en weer gescheiden. Maar ook geboren: drie – inmiddels uit de kluiten gewassen- kleinzonen. Wie gaat hun vertellen hoe oma zich door het leven heeft moeten worstelen, hoe ze als achtjarige, gescheiden van haar Hongaars/joodse ouders en zusje, zeven verschillende onderduikadressen heeft ‘afgewerkt’ ? Wie laat de jongens haar foto-archief zien, vertelt hun voorzover ze het nog niet wisten, hoe flink en lief hun grootmoeder was?
Ik weet iemand: oom en vader Dimitri junior, die tot het eind als een toegewijde waakhond voor zijn moeder heeft gezorgd: nu de rots in de branding op de Gabriel Metsustraat.
Comments RSS You can leave a response, or trackback from your own site.